Een frisse najaarswind jaagt door de straten van een middelgroot stadje in de Dordogne, dat over een immense dertiende-eeuwse abdijkerk beschikt. Ik loop tussen twee heren in. De ene is président van de vereniging-tot-behoud-van een klein middeleeuws klooster. De club organiseert concerten om geld op te halen en heeft mijn ensemble geboekt voor een concert in de abbatiale. Hij is piloot-met-pensioen, heeft de air van een leider en beent met soepele tred tegen de helling op.
Aan mijn andere zij wandelt een collega-muzikant. Hij is cellist en ook geboekt. Het wordt een dubbel-concert.
De piloot ziet het helemaal voor zich.
‘Kunnen jullie niet samen wat spelen?’ vraagt hij in het café waar we vergaderen over het programma. Nee, dat kunnen we niet want we hebben ieder ons specifieke repertoire. Wel lijkt het ons erg fraai wanneer een blokje renaissance-koorzang wordt afgewisseld met een stukje cello uit een Bach-suite. En omdat ook het oog wat wil, dragen mijn dames hun renaissance-jurken en is de cellist een knappe jongeman met donkere krullen tot bijna aan zijn schouders.

De piloot wandelt nu met geheven borstkas richting abbatiale, in zijn nopjes met dit vast heel fraaie program. Bovenaan houdt hij stil en bonkt op een dikke houten deur. Het geluid klinkt hol, alsof zich achter de deur een grot bevindt. Er klinkt gestommel en gemompel. Piepend gaat de deur open en verschijnt de priester, een boom van een kerel die ver in de tachtig moet zijn. Zijn mondhoeken zijn in de loop van de tijd omlaag getrokken en een strenge frons fungeert als ontzagwekkend kader voor een paar felle ogen.
Een kille wind veegt van achter hem de steeg in en ik trek mijn kraag op. De priester werpt een korte blik op mij, waarna zijn ogen de wind lijken te volgen, die door de zwarte lokken en over de in T-shirt gestoken gespierde armen van de cellist blaast.
‘Hebt u het niet koud?’ vraagt de priester hem, nog steeds fronsend. Dan pas schudden we handen. ‘Allez,’ mompelt de oude en grijpt met een nors gebaar een sleutel ter grootte van een wijnfles van een haak bij de deur.

In de basiliek hangt nog de warmte van de nazomer.
‘Oef,’ zegt de cellist en duwt de toch al korte mouwtjes van zijn T-shirt omhoog. Ik zie dat de priester het ook ziet.
‘Hm,’ kucht die. ‘Begin december zal het wel wat koeler zijn.’
‘Is er verwarming hier?’ vraag ik.
‘We hebben gasflessen staan met opschroefbare elementen,’ zegt de piloot.
‘Die je levend roosteren,’ voegt de priester er aan toe.
‘Het is beter dan niks,’ zegt de piloot. ‘Hebben jullie dat nodig, denk je?’
Achttien vrouwen in dunne, gedecolletteerde jurken. Ja, die hebben dat wel nodig.
‘Geen probleem,’ zegt de piloot lachend. ‘Toch, vader?’
De geestelijke gromt iets half-verstaanbaars met compliqué erin.
Weer buiten zwaait de cellist met een soepel gebaar zijn cello op de rug, neemt afscheid en beent fluitend de heuvel af. We kijken hem na.
‘Kan iemand zorgen dat die man straks iets fatsoenlijks aan heeft?’ gromt de priester, voordat hij weer zijn grot in strompelt.

Op de dag van het concert is een derde van het ensemble geveld door de griep. Publiek is er niet veel – misschien door de heersende griepgolf, of toch door het feit dat de kerk nu een reusachtige koelkast is en dat iedereen dat snapt behalve wij.
Alleen de cellist heeft nergens last van. Die trekt puur voor de vorm een colbertje over zijn T-shirt aan en speelt de sterren van de hemel.
De priester kijkt net zo nors als de vorige keer maar heeft een kleine opleving als de cellist hem warm complimenteert met de akoestiek. Meteen snelt hij door naar de sacristie, waar mijn dames zich omkleden.
‘Zingen, meisjes!’ roept hij opgewekt en schudt ons één voor één de hand, ‘dat is goed tegen de vorst!’
We rillen in onze gedecolletteerde jurken, de verkouden zangeressen geven hun laatste krachten in de wetenschap dat ze na dit concert twee weken mogen uitrusten en dat het leven van een artiest sowieso niet over rozen gaat. Zo’n basiliek klinkt als een klok. Je moet er alleen wat voor over hebben.

Fragmentje uit ‘Frisse Start in La Douce France’

De eerste regenbui in een nieuwe woning is altijd spannend, vooral als je bij de bezichtiging donkere plekken in het ...
Read More

Vocabulaire

‘Une épave, s’il vous plaît,’ wijs ik naar een rustiek uitziende broodbol. ‘Ah, un pavé,’ corrigeert de bakker vriendelijk, zonder ...
Read More

Even

In La France Profonde is er in elk geval één Nederlands woord waar geen vertaling voor bestaat en dat is ...
Read More

Blije mannen

Hoewel ik in Nederland niet erg modebewust was, voelde ik me hier in La France Profonde soms toch wat overdressed ...
Read More

Eten II

Er valt een uitnodiging in de bus voor een etentje. Afzender is een gemeente een eindje verderop in de Dordogne ...
Read More

Palmpasen

Palmpasen valt dit jaar op een regenachtige dag. Je zou kunnen zeggen ‘druilerig’ maar dat impliceert voor mij meer het ...
Read More

Bij de slager

In het land waar het goed eten is, wordt er over weinig zoveel gepraat als over eten. Vooral in de ...
Read More

De proefrit

In het kader van de integratie kopen we een Franse auto. Omdat Weber, mijn meneer, nogal handig is, wordt dat ...
Read More

Bise

De eerste keer dat ik in aanraking kwam met de Zuideuropese zoen-gewoonte was toen ik in het Utrechts volwassenenonderwijs een ...
Read More

Biceps in basilica

Een frisse najaarswind jaagt door de straten van een middelgroot stadje in de Dordogne, dat over een immense dertiende-eeuwse abdijkerk ...
Read More

Cactus

Meneer Lopez uit Montcléra beloofde ons een stekje van zijn cactus. Het is zo’n woesteling met van die Mickey-Mouse-oren. De ...
Read More

Related Post